Hoe leer je jezelf in het schrijven op een andere manier kennen dan in therapie?

Op mijn blogpost met de stelling dat we als schrijver onszelf beter willen begrijpen, reageerde een lezer met het idee dat je voor dat zelfbegrip niet per se hoeft te schrijven en uitgegeven te worden; je kunt ook in therapie gaan.

Ik vind dat een interessante invalshoek. Toch zijn het twee verschillende trajecten, die allebei een eigen waarde hebben.

Verhalen tijdens therapie

Toen ik in therapie was, heb ik mijn levensverhaal deels herschreven. Bij de intake vertelde ik over mijn verleden en waarom ik daarmee niet zo gelukkig was. Aan het eind van de therapie was mijn verleden nog steeds mijn verleden, maar vertelde ik er een iets ander verhaal over en was ik er iets gelukkiger mee.

Dat ik mijn verhaal gaandeweg veranderde, was niet expliciet mijn uitgangspunt van de therapie. Het was niet zo dat mijn therapeute me vooraf twee briefjes gaf en zei: “Dit briefje hier is wat je nu gelooft en het briefje daar is wat je straks zult geloven, en in de komende sessies ga je die afstand overbruggen.”

Wat deed ze wel? Ze liet me vertellen, soms over mijn dag, soms over mijn leven, en ze stelde me vragen. Die vragen suggereerden niet dat mijn verhaal niet waar was, zeker niet, maar de vragen deden wel wat vragen nou eenmaal doen: ze zetten vraagtekens. Soms kon zo’n vraagteken een opening zijn naar een iets andere versie van mijn verhaal. En een reeks sessies en een reeks vragen later, had ik mijn levensverhaal enigszins herschreven.

Verhalen tijdens het schrijven

Ook in schrijven kan ik mijn verhaal herschrijven, zelfs (of juist) via het schrijven van fictie. Al kan het gevaar zijn dat ik als schrijver het verhaal niet uitdaag omdat het zo lekker voelt om het als waarheid op papier te zetten.

Maar als het goed is, stel ik het verhaal wel ter discussie. Als ik een verhaal schrijf, dan kan ik het verhaal aan het personage overlaten en is het verhaal niet langer van mij. Dan kan ik mij afvragen, pardon, dan kan ik aan het personage vragen: “Personage, waarom wil je eigenlijk dit verhaal zo nodig vertellen? En waarom denk je dat het uitgerekend begint op dit moment? En waarom is je verleden niet voorbij maar denk je dat het nog steeds actueel is?”

Wat ik vervolgens kan doen is het verhaal van het personage uitdagen. Dit kan ik doen door als schrijver te komen met omstandigheden die het personage tegenwerken, met personages die er anders over denken, met de twijfel van het hoofdpersonage zelf, met de ambiguïteit en bedrieglijkheid van taal.

En ik kan mijn liefde over alle personages verdelen. Als personage A na twee pagina’s best wel oké blijkt en personage B best wel een klootzakje, dan zal ik personage A iets vervelends laten doen en personage B iets dat me voor hem inneemt.

Wat ik hier op den duur mee blootleg, is dat het verhaal maar een verhaal is, dat het op meerdere manieren verteld kan worden, dat er meerdere perspectieven zijn, dat niemand alleen maar gelijk heeft, en dat het verhaal uiteindelijk meer uit taal bestaat dan uit werkelijkheid. En tegelijkertijd ervaar ik dat dit alles het verhaal niet minder belangrijk maakt. Ik geef het verhaal aandacht, ik doe m’n best om het versie na versie zo waar mogelijk over het voetlicht te brengen, hoe betrekkelijk en fictief het ook is.

En jij?

Wat denk jij? Wat is jouw ervaring? Kan en mag schrijven therapeutisch zijn? En kan therapie verhalend zijn? Laat je dat hieronder weten? Dankjewel!

8 reacties

  1. Wat denk jij? Wat is jouw ervaring? Kan en mag schrijven therapeutisch zijn? En kan therapie verhalend zijn? Laat je dat hieronder weten? Dankjewel!

    Soms is schrijven therapie en vice versa. Ook voor je lezer.

    Een lezer reageerde op mijn tekst en zei: ‘Zijn het niet de zinnen die mij het meest raken, die mij feilloos blootleggen?’ Jouw zin: “De angst voor toegankelijkheid” kwam als een speer binnen. Ondubbelzinnig doorzien, simpelweg ervaren, gewoon doen, het ligt zo voor de hand, zo voor het grijpen en toch de neiging tot verhullen blijft altijd op de uitkijk. Je weet immers maar nooit.’

    Het belang van het gewone.
    Hoe laat ik mijn lezer alle hoeken van de kamer zien?
    + een belofte

    Vlak voor de bom barst is de spanning het hoogst.
    Dat ontdekte ik donderdagavond om kwart over tien.

    Tijdens een Masterclass gedichten schrijven.

    Mijn gedicht voor die avond was zojuist gefileerd. De 7e versie.
    Vier strofen onleesbaar, op twee zinnen na.

    Onduidelijk. Te grote woorden. Verkeerd of misplaatst.
    Wat was nu het punt? Je gebruikt teveel beelden in één gedicht.

    Ik las de oorspronkelijke versie voor.
    Helemaal helder.
    Een golf van opluchting door het lokaal.

    ‘Hmmm, dit komt door angst voor toegankelijkheid. Jij werkt nu van buiten naar binnen. Doe het eens anders: begin met de kern. Herkenbaarheid verleidt lezers tot lezen, pas daarna toon je iets dat verrassend is of spannend. Laat je de lezer alle hoeken van de kamer zien. Wees niet bang voor het gewone’ zei Peter, mijn leraar.

    Het is een moment dat nog nagalmt.

    Omdat het iets raakt. De blinde vlek. Een zeurende pijn. Beroepsdeformatie.

    Je wilt graag dat mensen je begrijpen. Dan moet je weten tegen wie je het hebt. Met een blogpost is dat niet anders dan met een gedicht. Verwarring. Dat moet eruit.

    Een kwestie van keuzes: één pet op. Niet tien tegelijk.
    Wie wil ik zijn? Voor wie? Wanneer en waarom?

    Maar kun je jezelf zien zonder spiegel? Het is me zelden gelukt.
    Toch het gebeurt, heel onverwacht.

    Van nu af houd ik het simpel.
    Van binnen naar buiten.
    Heel erg gewoon.

  2. Ik zie een link met EMDR-therapie. Wat je daar doet is (in het kort) een traumatische gebeurtenis steeds maar weer vertellen, terwijl je wordt ‘afgeleid’ (je werkgeheugen wordt in gang gezet). Hierdoor slijt de herinnering. Ik schrijf het natuurlijk veel te kort op, maar daar komt het wel op neer.

    Ik denk dat het schrijven van verhalen misschien wel een vergelijkbare werking kan hebben. Je kijkt vanuit andere invalshoeken en met een andere herseninspanning naar de zaken. Het verdwijnt nooit, maar de impact ervan neemt af.

    Dit lijkt me overigens relevant voor je proces voor ons als schrijvers, maar de lezer moet er geen last van hebben. Voor een lezer is het niet echt interessant om een verslag van een verwerkingsproces te lezen, die wil een verhaal lezen en heeft daar een eigen proces bij (wat ook weer therapeutisch kan zijn).

    1. EMDR, interessant dat je dat noemt, Joost. Tijdens het schrijven van de blogpost zat ik er ook al over te denken, maar ik kon het nog niet helemaal plaatsen en heb het toen erbuiten gelaten. Fijn dat je mijn denken verder helpt.

  3. Schrijven mag vanzelfsprekend therapeutisch zijn en is dat in veel gevallen ook. Zelfs als je satire schrijft, geef je een deel van jezelf, van jouw innerlijk, van jouw perspectief. Het fijne van schrijven is dat je tegenstemmen kunt creëren, die ‘stemmetjes in je hoofd’ die aangeven dat je niet links maar rechts moet gaan. Het fijne van schrijven is inderdaad dat je het leven, het verhaal, de plot desnoods, van meerdere kanten bekijkt/dient te bekijken. Zelfs als jij jezelf voorhoudt dat je uitsluitend fictief bezig bent, laat je andere stemmen/visies toe. In die zin is schrijven sowieso een verrijking van jezelf.

  4. Een verhaal mag zeker therapeutisch zijn, als je het achteraf maar zo redigeert dat je afstand neemt en meerdere standpunten inneemt die je personages kleuren, zoals het leven zelf kleur heeft.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *