|

Tegen wie praten we in onze gedachten en verhalen? — ‘Een afwezige moeder’ van Emma Marsantes

Onze verhalen en onze gedachten zijn tot iemand gericht, ook al hebben we dat niet altijd in de gaten. Dat we ons tot iemand richten, is een wezenlijk kenmerk van ons verhaal en van onze verhalende gedachten. Je vindt het ook terug in het simpele schema: zender -> boodschap -> ontvanger. Soms wordt onterecht gedacht dat dit schema alleen geldt voor zakelijke communicatie, maar het is wezenlijk aan alle verhalen, ook de verhalen in onze gedachten en ook die in de literatuur.

Ik vind het fascinerend om dit bloot te leggen, of het nu is als ik mijn gedachten bestudeer, of als ik een boek lees. Ik vraag me af: tot wie richten mijn gedachten zich? Of: tot wie richten de gedachten van het personage zich? Die vragen kunnen leiden tot belangrijke inzichten.

Laat ik een voorbeeld uitwerken:

zij-perspectief

In Een afwezige moeder van Emma Marsantes blijft het een tijdlang verborgen dat de ik zich tot iemand richt. De ik praat over haar moeder, en ze is boos, verdrietig. De moeder van de ik is er niet en de ik mist haar. Ze praat, ze herinnert, ze beschuldigt. Dat beschuldigen doet ze in de zij-vorm, derde persoon enkelvoud. Hier is de ik aan het woord over haar moeder:

Zo was haar aanwezigheid geweest en zo begon haar afwezigheid. De logische voortzetting van een onverschillig, onmenselijk, kil, gemaakt en contactloos moederschap.

Emma Marsantes, Een afwezige moeder, p13

jij-perspectief

Meer dan eens schemert door de monoloog heen dat de ik niet alleen over haar moeder praat, maar ook tegen haar moeder, en soms staat het er echt: jij, tweede persoon enkelvoud. Hier richt de ik zich tot de moeder:

Ik neem het woord, daar waar jij bent gestopt met praten. Ik wil je stem. Ik wil een belofte, ik wil je toezegging, ik wil de betovering van de liefde, ik wil geloven, ik wil dat je me antwoordt, ik wil zwarte meubelen neerzetten, stilstaan.

Emma Marsantes, Een afwezige moeder, 102

jullie-perspectief

Soms richt de ik zich in haar gedachten ook tot de mensen om haar moeder heen: jullie, tweede persoon meervoud. Hier richt de ik zich tot een groep:

Waar zijn jullie, die mijn hoofd niet met rust laten, die een blok vastmaken aan mijn enkels, die mijn woorden onderbreken? Stof van treurige, hersenloze, latente lijken. Waar zijn jullie?

Emma Marsantes, Een afwezige moeder, p116

wij-perspectief

In de slotalinea verbindt de ik zich met de jij en de jullie: wij. De ik maakt nu onderdeel uit van een groep, en ze spreekt die groep aan, inclusief zichzelf: wij, eerste persoon meervoud.

Blijf! Laten we elkaar opnieuw de nek bijten. Laten we onze klauwen opnieuw in onze harten planten. Laten we elkaar verslinden. Draai me om. Ga niet weg!

Emma Marsantes, Een afwezige moeder, p117

Ook daarin kunnen onze verhalen en onze gedachten zich ontwikkelen: in het steeds beter herkennen en doorzien dat we iemand aanspreken en wie dat dan is. Soms zullen we dan ook opmerken dat de vorm verandert waarin we de ander toespreken. Dit kan een belangrijke ontwikkeling blootleggen.

Mijn schrijfproces

Dit mechanisme is iets wat ik aan het uitwerken ben in mijn bundel met mini-essays over het verhalende.

Pas ik het zelf toe als ik korte verhalen schrijf? In het verleden heb ik het vaak onbewust toegepast, en het viel me pas op dat ik dat deed toen ik mijn verhalen recentelijk teruglas. Als ik tegenwoordig een verhaal schrijf, vraag ik me wel af aan wie het personage in gedachten iets vertelt, en of het gedurende het verhaal verandert tot wie het zich richt, en of dat van invloed is op het verhaal dat ik via het personage schrijf.

En ook in het leven buiten het schrijven onderzoek ik wel eens tot wie ik me in mijn gedachten richt. Soms als ik met mijn gedachten in rondjes blijf draaien, helpt het me om vast te stellen aan wie ik die gedachten adresseer. Als ik dat weet kan ik proberen om me niet langer tot die persoon te richten, wat een enkele keer een opstapje is om de gedachte te kunnen loslaten.

En jij?

Ben jij je er wel eens bewust van dat je je in gedachten tot iemand richt, dus dat je gedachten niet alleen over iemand gaan maar dat ze iemand toespreken? En valt het je wel eens op dat personages zich in hun gedachten tot iemand richten? Laat het hieronder weten. Dankjewel!


Uitgeverij Vleugels: Emma Marsantes’ schrijfstijl maakt van Een afwezige moeder een werkelijk aangrijpend debuut. Zonder enige waarschuwing maaien de paragrafen ons neer. Het rauwe, korte proza laat de lezer onzekerheid en extreme kwetsbaarheid voelen, het gevoel geen bescherming te hebben, geen vangrails, niets om zich aan vast te grijpen. Veel passages lijken gescandeerd. Bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden, woorden volgen elkaar op, als lijsten, als stapels. 

Ze schrijft over wat haar hoofdpersoon in haar jeugd moest overwinnen: gebrek aan liefde, verkrachting, incest en de zelfmoord van haar moeder. Het is een verhaal met een giftige sfeer, maar ook een leeservaring die de constructie van vrouwelijke identiteit in al zijn complexiteit verkent. Marsantes heeft haar stem gevonden en haar woorden verdienen het om gehoord te worden.

Te koop via Bol

2 reacties

  1. Beste Ton,
    Dit is voor mij heel herkenbaar. Ik heb het overlijden (8 jaar geleden) van mijn afstandelijke moeder nog altijd niet helemaal een plek kunnen geven. Ze was er, maar ze was er ook niet. En dat gevoel beheerst me nog steeds. Dat moet de reden zijn dat ik veel interne monologen voer die stiekem toch stille dialogen zijn. Want zwijgen is ook een antwoord.

    1. Beste Lis, dank voor het delen van je inzicht 🙏. Interessant hè dat interne monologen ook stiekem stille dialogen kunnen zijn? Is dit iets waar je ook in het schrijven en lezen mee bezig bent?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *