Is het schrijven van korte verhalen een noodzakelijk opstapje voor het schrijven van een roman?
Laatst vroeg een lezer van het blog me: “Er wordt tegen beginnende romanschrijvers vaak gezegd dat ze eerst maar eens korte verhalen moeten schrijven. Maar is dat eigenlijk wel een goed advies?”
Inderdaad, ik heb in mijn lessen Korte verhalen schrijven heel wat schrijvers gehad die geen korte verhalen wilden schrijven, maar het toch deden omdat de school het als voorwaarde stelde om aan de lessen romanschrijven deel te nemen.
Werden die studenten door het schrijven van verhalen betere schrijvers en betere romanschrijvers? Ik denk het wel. Was het per se nodig dat ze deze route volgden? Volgens mij niet.
Het is alsof je iemand die marathons wil lopen, aanbeveelt om zich de eerste jaren vooral te beperken tot sprinten. Natuurlijk, er zijn gelijkenissen tussen die twee disciplines, maar de verschillen zijn groter dan de overeenkomsten en het advies om je de eerste tijd in het sprinten te bekwamen is op z’n zachtst gezegd niet efficiënt en niet effectief.
Maar toch, als het om schrijven gaat, hoor je vaak argumenten om eerst verhalen te schrijven voor je aan een roman te wagen, en die argumenten lijken in eerste instantie niet onredelijk. Toch worden er vaak halve waarheden verkondigd. Vijf daarvan zet ik hier op een rijtje.
Halve waarheid 1: In een schrijfcursus heb je onvoldoende tijd voor een roman en daarom kun je maar beter een cursus volgen in het schrijven van korte verhalen
Vanaf het eerste idee voor een roman tot de uiteindelijke versie kan er zo maar een paar jaar voorbijgaan, en het is onredelijk om te verwachten van een opleiding om een lessenreeks van een paar jaar aan te bieden. Dus dan toch maar korte verhalen? Nee, dat hoeft wat mij betreft niet de conclusie te zijn.
Als je een marathon wil lopen ga je ook geen sprint-lessen volgen omdat sprints van een minuut wel in een wekelijkse les passen en een complete marathon niet. Je zult een training volgen die gericht is op het lopen van marathons, op het plannen ervan, op uithoudingsvermogen. Je zult tips and tricks uitwisselen die specifiek zijn voor een marathon, en je zult ook evalueren hoe het gaat. En ja, je zult ook hardlopen. Maar richt je je uitsluitend op sprints, dan mis je waardevolle trainingsonderdelen die speciaal voor marathonlopers van belang zijn.
Mutatis mutandis geldt dit ook voor een cursus in het schrijven van een roman. Je kunt daarin oefenen met al die zaken die specifiek komen kijken bij het schrijven van een roman: het ontwikkelen van complexe personages, het structureren van een verhaallijn of het omgaan met langdurige spanningsbogen. Dat mis je als je je beperkt tot het korte verhaal.
Halve waarheid 2: Onervaren schrijvers zijn niet in staat om een roman te schrijven en voor hen is een romancursus zinloos
Een argument dat vaak wordt genoemd: het is onhandig om in een romancursus mensen die geen ervaring hebben met schrijven, meteen een hele roman te laten schrijven. Anders is het voor iedereen frustrerend: voor de medecursisten, voor de docent, en vaak ook voor de beginnende schrijver zelf.
Daar kan ik me in vinden. Maar het is niet gezegd dat je dus eerst maar korte verhalen moet schrijven. Er zijn ook andere manieren om ervaring op te doen met schrijven. Je zou een cursus kunnen aanbieden die voorbereidt op het schrijven van een roman en waarbij je romans analyseert door de bril van een schrijver, waarbij je in die romans schrijftechnieken blootlegt. Je kunt oefenen met deelvaardigheden, met een scène schrijven, met het schrijven van dialoog, met een geloofwaardige setting creëren, het schrijven van een boeiende openingszin. En inderdaad, beloof vooral niet dat het cursisten gaat lukken om na het volgen van hun eerste cursus een roman te schrijven.
Daar komt bij: onervaren schrijvers zijn na een eerste cursus ook niet in staat om een goed kort verhaal te schrijven. Ook dat vraagt om een veel langer traject.
Halve waarheid 3: Je leert iets van het schrijven van korte verhalen dat bruikbaar is voor een roman en daarom moet je eerst korte verhalen schrijven
Het is inderdaad zo dat schrijvers van korte verhalen over vaardigheden beschikken die ze kunnen gebruiken bij het schrijven van een roman. Maar dat geldt ook voor andere disciplines: er zijn romanschrijvers die eerst jarenlang romans hebben vertaald en daar veel van hebben geleerd. Of romanschrijvers die eerst poëzie schreven, of die beeldend kunstenaar waren, of die op hoog niveau een instrument bespeelden. Ik denk oprecht dat ze dat daar iets wezenlijks van hebben geleerd voor het schrijven van een roman, en ik zou het niemand afraden om zo’n traject af te leggen. Maar ik zou zo’n traject ook niemand verplichten als die een roman wil schrijven.
Halve waarheid 4: Het publiceren van korte verhalen is goed voor je naamsbekendheid en kan je dus helpen bij het uitgeven van je roman
Het gebeurt soms inderdaad dat schrijvers die met korte verhalen debuteren in een literair tijdschrift, worden opgemerkt door een uitgever. In die zin kan het helpen om eerst korte verhalen te schrijven.
Toen ik al een paar bundels had uitgegeven, gebeurde het me af en toe dat als ik een verhaal had gepubliceerd in een literair tijdschrift, een uitgever me liet weten dat ie het waardeerde.
Maar het is niet zo dat een kort verhaal in een literair tijdschrift je een bekendheid geeft bij het grote publiek. Daar is de oplage van literaire tijdschriften gewoon niet hoog genoeg voor. Uitgeverijen verwachten niet dat lezers massaal naar de boekwinkel rennen om daar een boek te kopen van een schrijver die onlangs voor het eerst een verhaal publiceerde in Hollands Maandblad of Tirade.
Halve waarheid 5: Een goede schrijver van korte verhalen is een goede romanschrijver (en vice versa)
Het korte verhaal is een ander genre dan de roman, ook al zijn er bibliotheken en boekwinkels die ze kriskras door elkaar plaatsen.
Sommige schrijvers kunnen subliem korte verhalen schrijven, maar geen roman. Andersom komt ook voor.
Er zijn korte verhalenschrijvers die daarnaast uitblinken in het schrijven van toneel (Tsjechov), of in het schrijven van poëzie (Raymond Carver) of in het vertalen (Lydia Davis), of die echt vooral verhalen schrijven en daar een Nobelprijs mee winnen (Alice Munro).
Toegegeven, er zijn schrijvers die in alles uitblinken, zoals een van mijn helden, Hugo Claus. Ik bewonder zijn korte verhalen, zijn poëzie, zijn toneelstukken en zijn romans.
Maar toch, niet ieder goede marathonloper is een goede sprinter. Of sterker nog: het is uitzonderlijk als iemand in beide disciplines uitblinkt.
En jij?
Vind jij dat iemand die een roman wil schrijven zich eerst het korte verhaal eigen moet maken? Waarom vind je dat? Wat is de weg die je zelf hebt afgelegd of die je aan het afleggen bent?
Dag Ton, ik ga voor halve waarheid 4. Waarom?
Publiceren in een literair tijdschrift geeft geen garantie op succes. Succes als boekenverkoop, uitnodigingen van uitgevers, aandacht van de journalistiek. Reacties van professionele en andere lezers kunnen wel wijzen op hoe je tekst overkomt.
Het is mijn ervaring dat publiceren op een eigen platform – zoals dit of mijn eigen blog – wel degelijk mogelijkheden geeft voor succes. Dat is dan weer afhankelijk van een netwerk of een publiek. Volgers.
Ik ben tien jaar zelfstandig geweest en vanaf het moment dat ik begon met bloggen was het niet meer nodig om acquisitie te plegen. Mogelijke klanten konden me volgen en zelf zien wat ik in huis had.
Nu zul je denken dat dit met (literair) schrijven anders is. Ook hier is ‘laten zien wat je waard bent’ een goede insteek. Je bent daar zelf een voorbeeld van. Ben ook benieuwd wat je dat oplevert.
Naast zakelijke teksten schreef ik ook essays. Daardoor ben ik diverse malen gevraagd door redacteuren om aan boeken mee te werken, artikelen te schrijven of een lezing te verzorgen. Bij elkaar toch zeker twintig keer. Soms betaald.
Recent voorbeeld: onlangs herplaatste ik een oud essay van 4000 woorden, vanuit de gedachte ‘wie kent dit nog?’ Niemand, terwijl toch veel van mijn volgers oudgedienden zijn. Ik kreeg er veel reacties op. Mijn huisarts is één van hen.
Toevallig resoneerde mijn tekst over ‘sterfelijkheid’ nu meer dan ooit, omdat een vriend van hem palliatief is. Daardoor ervoer hij mijn tekst als ‘Prachtig’ en ’Aansluitend bij zijn huidige belevingswereld’. Privé meldde hij om die reden nu ook mijn boeken te gaan kopen. Het kan verkeren.
Groet, Huub
Dankjewel voor het verrijken van de blogpost, Eus. Wauw.
Oei, dit is een lange bijdrage, Ton. Punt voor punt probeer ik erop in te gaan.
1e halve waarheid
Vanzelfsprekend hebben de meeste cursisten meer tijd nodig voor het schrijven van een complete roman (zelfs in eerste versie), maar is de oplossing dan maar een cursus korte verhalen schrijven te volgen? Ik denk het niet. Sommige schrijvers zijn nu eenmaal beter/voelen zich prettiger in het ene specifieke genre. Zo schrijft de in Vietnam wonende auteur Rob Verschuren prachtige novelles, maar een roman van meer dan 45.000 woorden lukt hem niet. Is dat erg? In het geheel niet!
2e halve waarheid
Weliswaar zijn het uitzonderingen, beginnende auteurs die in een ruk een goede roman schrijven. In de biografie van Theo Thijssen (Peter-Paul de Baar) is de werkloze Timmerman Jan Mens een tekenend voorbeeld van hoe het wel degelijk kan: hij schreef een roman en blies Thijssen van zijn sokken. Wat volgde was een succesvolle schrijverscarrière.
3e halve waarheid
Zelfs als je geboren bent als romanschrijver, leer je iets van het schrijven van korte verhalen. Al is het maar – zoals je eerder aanhaalt – het schrijven van een pakkende scène, voor het schrijven van een begin waarmee je de lezer direct het verhaal in trekt.
4e halve waarheid
Publicatie in een literair tijdschrift kan zeker een opstapje zijn naar een uitgeverij. Al zal het minder zijn dan dertig jaar geleden, een deel van de redacteuren leest nog altijd literaire tijdschriften van niveau. Jouw stijl kan iemand dermate aanspreken, dat deze redacteur besluit contact met je op te nemen (en dan is het nog maar de vraag of je – naast jouw uitstekende korte verhaal – in staat bent een roman te schrijven).
5e halve waarheid
Het is inderdaad uitzonderlijk als iemand in beide genres uitblinkt. De metafoor van de sprinter en de marathonloper is in dezen uitermate raak gekozen. Wonderdokters zoals Claus zullen er altijd zijn (op een hand te tellen); die verdraaide Belg had naast het schrijven van korte verhalen, romans, toneelstukken, poëzie en filmscripts, ook nog eens tijd om de ene na de andere partner te verslijten… Helaas kunnen we hem niet meer vragen hoe hij dat in hemelsnaam voor elkaar kreeg.